Dit komt onder andere doordat er sprake is van een onnauwkeurige bepaling van de blootstelling, waardoor geen exacte dosis-respons relatie te bepalen is. De Gezondheidsraad concludeert wel dat vooral telers en hun gezinnen gemiddeld zwaarder zijn blootgesteld dan mensen die niet in de landbouw werken en die verder weg wonen van landbouwpercelen.
Uitbreiding landbouwbedrijf
Wanneer een landbouwbedrijf wil uitbreiden moet rekening gehouden worden met het effect van milieufactoren op de omliggende woningen. Dit kan zijn het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, maar ook bijvoorbeeld het geluid afkomstig van machines dat tot hinder kan leiden. Vandaar dat door de GGD gezondheidskundige advieswaarden worden gebruikt om de kans op gezondheidseffecten, inclusief hinder, voor omwonenden te beperken. Deze gezondheidskundige advieswaarden zijn veelal strenger dan de wettelijke normen. Deze laatsten vormen een compromis van gezondheidsbescherming en andere aspecten zoals technische en politieke haalbaarheid. Daardoor kunnen ook beneden de wettelijke normen al gezondheidseffecten optreden.
Advieswaarden
- De GGD adviseert te streven naar een zo laag mogelijke blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen. Verschillende maatregelen kunnen helpen om blootstelling zo veel mogelijk te beperken:
- Het creëren van afstand tussen landbouwgrond en woningen leidt tot een lagere blootstelling van omwonenden aan bestrijdingsmiddelen. Gezondheidskundig is het vooralsnog niet mogelijk aan te geven wat een veilige afstand is. De GGD adviseert daarom in nieuwe situaties zoveel als mogelijk afstand te houden tussen landbouwgrond en kwetsbare bestemmingen. De afstanden kunnen ingevuld worden met teeltvrije zones of spuitvrije zones die een (extra) veiligheidsmarge bieden. Vanuit jurisprudentie wordt veelal een afstand van minimaal 50 meter aangehouden tussen veld en gevoelige bestemmingen.
- Er is geëxperimenteerd met verschillende vormen van perceelafscheiding en de invloed daarvan op de verwaaiing van gewasbeschermingsmiddelen (drift). Daaruit blijkt dat een haag of schutting de luchtstroom en dus de drift beïnvloedt. Het is niet duidelijk vastgesteld dat een haag of schutting effectief is als afscherming tegen bestrijdingsmiddelen tussen een landbouwperceel en een gevoelige bestemming.
- Tref maatregelen om de emissies van fijnstof (PM10 en PM2,5) en NO2 niet te laten toenemen. Kijk daarnaast naar de concentratie van deze stoffen op de nabijgelegen woningen en toets de concentraties aan de gezondheidskundige advieswaarden (PM10 = 15 µg/m3; PM2,5 = 5 µg/m3; NO2 = 10 µg/m3).
- Zorg voor zo laag mogelijke geluidsbelasting op omliggende woningen/ gevoelige bestemmingen. Uitgangspunt is dat het (cumulatieve) geluidsniveau afkomstig van wegen, spoor en bedrijven op de gevel van nabijgelegen woningen/ gevoelige bestemmingen onder de 50dB Lden blijft en dat de geluidsbelasting in de nacht onder de 40dB Lnight blijft. Tref bij voorkeur bronmaatregelen. Tref eventueel overdrachtsmaatregelen (zoals geluidschermen) of isolatiemaatregelen; doe dit altijd in afstemming met omwonenden/belanghebbenden. Het geluidsniveau in woningen/ gevoelige bestemmingen als gevolg van externe geluidbronnen dient niet meer te bedragen dan 33dB Lden.
- Als je mest gaat uitrijden en dit gepaard gaat met stank, waarschuw dan vooraf de omwonenden.
- Zorg voor een goede landschappelijke inpassing van het initiatief.