Overslaan en naar de inhoud gaan
Elke ruimtelijke ontwikkeling gezond!

Adviespagina veehouderij

De uitstoot van veehouderijen heeft impact op de fysieke omgeving. De nadelige gevolgen van de emissies van veehouderij op de volksgezondheid staan de laatste jaren volop in de belangstelling. Bij ontwikkeling van (grote) veehouderijen in de directe omgeving van burgers komt regelmatig ongerustheid voor. Omwonenden van veehouderijen hebben met name zorgen over ziekten die overdraagbaar zijn van dier op mens (zoönose), luchtwegaandoeningen, maar ook stress in verband met verminderde leefkwaliteit door regelmatige geurhinder.

Uit onder andere de uitkomsten van het RIVM-onderzoek Veehouderij en Gezondheid (VGO) en het endotoxinen-onderzoek blijkt dat omwonenden van veehouderijen blootgesteld worden aan verhoogde concentraties van geur, fijnstof, endotoxinen en biologische agentia. Deze blootstelling kan tot hinder en gezondheidsklachten leiden en benadrukt het belang om gezondheid mee te wegen bij ontwikkelingen van intensieve veehouderij of het bouwen van woningen nabij veehouderijen.

Voor achtergrondinformatie over de gezondheidseffecten, zie:

Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO) | RIVM

Home | Kennisplatform Veehouderij en humane gezondheid

 

Gezondheidskundige advieswaarden

Bij voorkeur geen woningen/ gevoelige bestemmingen binnen een straal van 250 meter om zo de blootstelling te beperken. De dichtheid van bedrijven is ook gerelateerd aan een toename van gezondheidsklachten. De GGD adviseert daarom het voorzorgsprincipe toe te passen en terughoudend te zijn met het plaatsen van nieuwe gevoelige bestemmingen in een veedicht gebied met meer dan vijftien bedrijven binnen een straal van 1 kilometer. Is dit toch het geval, dan wordt een locatie specifieke beoordeling geadviseerd (maatwerkadvies).

  • De uitstoot van fijnstof, ammoniak en geur neemt niet toe.
    • Tref maatregelen om de emissies van fijnstof (PM10 en PM2,5) niet te laten toenemen. Kijk daarnaast naar de concentratie van deze stoffen op de nabijgelegen woningen en toets de concentraties aan de gezondheidskundige advieswaarden (PM10 = 15 µg/m3 en voor PM2,5 = 5 µg/m3). Voor NO2 bedraagt de gezondheidskundige advieswaarde 10 µg/m3.
  • Het aantal woningen binnen de endotoxine richtafstand neemt niet toe. De endotoxine richtafstand is te berekenen via het endotoxine toetsingskader en geeft de afstand weer waarbinnen de endotoxine concentratie groter is dan 30 EU/ m3.
  • Zorg bij een uitbreiding dat de voorgrondgeurbelasting op de gevel van nabijgelegen woningen (incl. voormalige bedrijfswoningen/ plattelandswoningen) onder de gezondheidskundige advieswaarde blijft. Deze bedraagt voor woningen in het buitengebied 5 OU/m3 en voor woningen in de woonkern 2 OU/m3.
  • Bereken de achtergrondgeurbelasting op de nabijgelegen woningen (inclusief voormalige bedrijfswoningen/ plattelandswoningen). Toets deze aan de gezondheidskundige advieswaarde van 5 OU/m3 (woningen woonkern) en 10 OU/m3 (woningen buitengebied).
  • De effectiviteit van luchtwassers kan sterk wisselen, ook als dit hetzelfde type betreft. Dit blijkt uit onderzoek van Wageningen Universiteit. De standaard monitoring geeft geen volledig beeld van het functioneren van de luchtwasser. De GGD adviseert om de monitoring uit te breiden op basis van de suggesties in het WUR-onderzoek.
  • Zorg voor zo laag mogelijke geluidsbelasting op omliggende woningen/ gevoelige bestemmingen. Uitgangspunt is dat het (cumulatieve) geluidsniveau afkomstig van wegen, spoor en bedrijven op de gevel van nabijgelegen woningen/ gevoelige bestemmingen onder de 50dB Lden blijft en dat de geluidsbelasting in de nacht onder de 40dB Lnight blijft. Tref bij voorkeur bronmaatregelen. Tref eventueel overdrachtsmaatregelen (zoals geluidschermen) of isolatiemaatregelen; doe dit altijd in afstemming met omwonenden/belanghebbenden. Het geluidsniveau in woningen/ gevoelige bestemmingen als gevolg van externe geluidbronnen dient niet meer te bedragen dan 33dB Lden.
  • Zorg voor een goede landschappelijke inpassing van het initiatief.

 

Geitenhouderijen/ pluimveebedrijven

Op dit moment is in Noord-Brabant een geitenmoratorium van kracht. Dit betekent dat er geen staloppervlakte waarin geiten worden gehouden bij mag komen. Dit omdat uit het VGO-onderzoek naar voren is gekomen dat er sprake is van een verhoogd risico op longontsteking bij omwonenden. De GGD is van mening dat ook een toename van het aantal geiten binnen het bestaande staloppervlak niet gewenst is en niet in lijn is met het gedachtengoed van het moratorium.

Ook bij omwonenden van een pluimveebedrijf zien we een verhoogd voorkomen van longontsteking. Vermoedelijk hangt dit samen met de emissies van fijnstof/ endotoxinen. Een toename van de emissie en het aantal gevoelige bestemmingen binnen de endotoxine cirkel moet voorkomen worden.

 

Maatwerkadvies?

Of voor de uitbreiding van een veehouderij en/of omschakeling naar een ander diersoort locatie specifiek advies van de GGD zinvol kan zijn, kan je bepalen aan de hand van het stappenplan zoals dat is opgenomen in de handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0. Wanneer een advies bij de GGD wordt opgevraagd, zal de beoordeling van de blootstelling van verschillende milieufactoren (luchtkwaliteit, geur, endotoxinen) op de gezondheid van omwonenden plaatsvinden aan de hand van gezondheidskundige advieswaarden die veelal strenger zijn dan de wettelijke normen. Deze laatsten vormen een compromis van gezondheidsbescherming en andere aspecten zoals technische en politieke haalbaarheid. Daardoor kunnen ook beneden de wettelijke normen al gezondheidseffecten optreden.

Er zijn kosten verbonden aan het opvragen van een gezondheidskundig maatwerkadvies voor uitbreiding/wijziging van een vergunning voor veehouderijen.

Meer omgevingsdata?

Bekijk hier de status van verschillende omgevingsfactoren (zoals luchtkwaliteit, geluid, sociale samenhang en gezondheidsbeleving) in de buurt van jouw ruimtelijke ontwikkeling!

Ga naar de Brabantse Omgevingsscan (BrOS)