Overslaan en naar de inhoud gaan
Wonen omgevingsfactorenAdviespagina wonen
Elke ruimtelijke ontwikkeling gezond!

Omgevingsadvies

Ons gestandaardiseerd advies

Welke omgevingsfactoren zitten er in de buurt?

Lees hieronder al onze adviezen. Heb je daarna behoefte aan toelichting, neem dan contact met ons op!

Alle adviezen

Ruimtelijke inrichting dient de gezondheid te beschermen. De volgende kernwaarden zijn daarin belangrijk voor een gezonde woonomgeving:

  • Dat wonen en druk verkeer gescheiden zijn,
  • dat functies (wonen, werken en voorzieningen) goed gemengd zijn
  • en overlastgevende bedrijven op afstand staan.

Hieronder lees je de adviezen voor de onderwerpen die te maken hebben met de door jou aangezette schuifjes. Voor meer informatie over een specifieke milieufactor en de daarbij horende gezondheidseffecten: klik op de thema’s in de linker kantlijn. Streef daarbij naar een blootstelling zo dicht mogelijk bij de gezondheidskundige advieswaarden om gezondheid zo goed mogelijk te beschermen.

In de adviezen wordt er gepraat over ‘gevoelige bestemmingen’. Onder gevoelige bestemmingen verstaat de GGD (anders dan in ‘besluit gevoelige bestemmingen’) niet alleen kinderdagverblijven, scholen en verzorgings- en verpleegtehuizen, maar ook (voormalige bedrijfs- en plattelands-) woningen.

Heb je vragen over een gezond binnenmilieu? Lees dan onze adviezen.

Luchtkwaliteit

Blootstelling aan fijnstof (PM2,5-PM10), stikstofdioxide (NO2) en andere luchtverontreinigende stoffen kan leiden tot luchtwegklachten, acute klachten van ogen, neus en bovenste luchtwegen, verminderde longfunctie, hart- en vaatziekten en vervroegde sterfte. Voor kinderen, ongeboren baby’s, ouderen en mensen die al ziek zijn (denk aan astma en COPD), is het risico groter dan voor gezonde mensen. Verschillende bronnen van luchtverontreiniging (zoals wegverkeer, vliegverkeer en industrie) stoten ook ultrafijnstof uit. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat langdurige blootstelling aan ultrafijnstof een negatieve invloed heeft op de gezondheid, met name op de luchtwegen, hart en bloedvaten en de ontwikkeling en groei van de foetus. Dit komt bovenop de effecten van andere componenten van luchtverontreiniging. Er zijn nog geen gezondheidskundige advieswaarden vastgesteld voor ultrafijnstof.

Het is bekend dat de wettelijke grenswaarden voor o.a. fijnstof niet voldoende beschermen tegen de schadelijke gezondheidseffecten van luchtverontreiniging; ook ónder deze grenswaarden treden er gezondheidseffecten op.

Verkeer

Bij drukke wegen is een mengsel van heel veel stoffen in verhoogde concentraties aanwezig. De gezondheidseffecten die kunnen optreden zijn niet aan één of enkele stoffen toe te schrijven. Elke verbetering van de luchtkwaliteit levert gezondheidswinst op.

Advieswaarden
  • Afstand houden tot de weg is het belangrijkste advies. Situeer gevoelige bestemmingen op zoveel mogelijk afstand van drukke wegen, onafhankelijk van de achtergrondconcentratie ter plaatse. Hanteer hierbij de volgende minimale afstanden:
    • Snelweg: ten minste 150 meter (bij voorkeur ten minste 300 meter)
    • Drukke weg (>10.000 motorvoertuigen per etmaal) buiten de bebouwde kom: ten minste 50 meter
    • Drukke weg (>10.000 motorvoertuigen per etmaal) binnen de bebouwde kom: ten minste 25 meter (bij voorkeur ten minste 50 meter)
  • Streef daarnaast naar de door de WHO gehanteerde advieswaarden voor PM10 (15 µg/m3), PM2,5 (5 µg/m3), NO2 (10 µg/m3). Voor ultra fijnstof zijn nog geen gezondheidskundige advieswaarden vastgesteld.
Maatregelen
  • ‘Afstand houden tot de weg’ is de beste maatregel, aangezien dit minder blootstelling aan het volledige mengsel tot gevolg heeft.
  • Zorg voor minimaal één zijde aan een gebouw die rustig is (luwe zijde) en waar sprake is van zo schoon mogelijke lucht. Uitzicht op groen vergroot het wooncomfort en de leefkwaliteit. Daarnaast kan een groene omgeving het gebied klimaatbestendiger maken (minder hittestress, beperken van wateroverlast).
  • Wanneer een mechanisch ventilatiesysteem aanwezig is, wordt geadviseerd de toevoer aan de luwe zijde te laten plaatsvinden.
  • Bied de mogelijkheid om ramen in elk geval aan de luwe zijde te openen, zodat bewoners (extra) kunnen ventileren.
  • Stimuleer het gebruik van fietsen of wandelen. Door autogebruik te ontmoedigen, wordt niet alleen de blootstelling van omwonenden aan een slechte luchtkwaliteit beperkt maar ook de gezondheid gestimuleerd door extra beweging. Bijvoorbeeld: voorrang voor voetgangers en fietsers, autoluwe zones, brede en veilige fietspaden en trottoirs, fietssnelwegen.
  • Stimuleer elektrisch vervoer.
  • Invoeren van milieuzones voor vrachtverkeer, bestelverkeer, touringcars, taxi’s en scooters.
  • Invoeren van een lagere maximumsnelheid.

 

Vliegverkeer

Vliegverkeer kan leiden tot een forse verhoging van het gehalte ultrafijnstof (UFP), fijnstof en NO2 in de omgeving van een vliegveld. Emissies van vliegtuigen zijn het grootst bij opstijgen en landen. Vooral op korte afstand van een vliegveld kan de invloed op de luchtkwaliteit aanzienlijk zijn. Emissie van vliegtuigen wanneer zij eenmaal op enkele honderden meters hoogte (dus ook op zogenoemde laagvliegroutes) vliegen, heeft geen directe invloed op de concentraties op leefniveau.

Advieswaarden
  • Streef naar de door de WHO gehanteerde advieswaarden voor PM10 (15 µg/m3), PM2,5 (5 µg/m3), NO2 (10 µg/m3). Voor ultra fijnstof zijn nog geen gezondheidskundige advieswaarden vastgesteld.
Maatregelen
  • Bouw gevoelige bestemmingen op afstand van vliegvelden en hun aanvliegroutes, zowel vanwege luchtverontreiniging als geluidsoverlast. Vooral daar waar al veel overlast wordt gemeld is het verstandig geen nieuwe gevoelige bestemmingen te bouwen.
  • Zorg voor minimaal één zijde aan een gebouw die rustig is (luwe zijde) en waar sprake is van zo schoon mogelijke lucht. Houd daarbij ook rekening met andere bronnen, zoals wegverkeer en bedrijven/industrie.
  • Communiceer helder en vooraf richting de toekomstig bewoners over de mogelijke overlast vanuit het vliegveld en vliegverkeer, zodat zij een weloverwogen beslissing kunnen maken om op die locatie te gaan wonen. Informeer hen ook over waar men dan terecht kan met klachten en wat daarmee wordt gedaan.
  • Bronmaatregelen verdienen altijd prioriteit, zodat een vermindering optreedt van de emissies vanuit het vliegveld ten behoeve van de gezondheid van alle omwonenden.

 

Bedrijven/industrie

Industrie is voor veel componenten van luchtverontreiniging (één van) de belangrijkste bronnen in Nederland. De uitstoot is erg afhankelijk van de bedrijfstak (en -proces) maar ook van de inrichting van het bedrijf. Het is daarom niet mogelijk om in algemene zin iets te zeggen over de mate van uitstoot door industrie.

Advieswaarden
  • Streef daarnaast naar de door de WHO gehanteerde advieswaarden voor PM10 (15 µg/m3), PM2,5 (5 µg/m3), NO2 (10 µg/m3). Voor ultra fijnstof zijn nog geen gezondheidskundige advieswaarden vastgesteld.
Maatregelen
  • Overlastgevende bedrijven staan zo veel mogelijk op afstand. Kijk bij vergunningverlening niet alleen naar de toegestane emissies van het bedrijf, maar ook naar de immissies op de gevel van de meest nabijgelegen te bouwen gevoelige bestemmingen. Zorg dat deze zo laag mogelijk zijn (Alara-principe).
  • Zorg voor minimaal één zijde aan een gevoelige bestemming die rustig is (luwe zijde) en waar sprake is van zo schoon mogelijke lucht. Houd daarbij ook rekening met andere bronnen, zoals wegverkeer.
  • Communiceer helder en vooraf richting de toekomstig bewoners over de mogelijke overlast vanuit het bedrijf/industrieterrein, zodat zij een weloverwogen beslissing kunnen maken om op die locatie te gaan wonen. Informeer hen ook over waar men dan terecht kan met klachten en wat daarmee wordt gedaan.
  • Bronmaatregelen verdienen altijd prioriteit, zodat een vermindering optreedt van de emissies vanuit het bedrijf/industrieterrein ten behoeve van de gezondheid van alle omwonenden.

 

Veehouderij

Uit onderzoek is bekend dat omwonenden van veehouderijen blootgesteld worden aan verhoogde concentraties van geur, fijnstof, endotoxinen en biologische agentia. Een dergelijke blootstelling kan tot hinder en gezondheidsklachten zoals luchtwegklachten leiden. Bekend is dat wanneer een gevoelige bestemming dichter bij een veehouderij staat, de blootstelling toeneemt.

Advieswaarden
  • Het advies van de GGD is om minimaal 250 meter afstand in acht te nemen tussen een (intensieve) veehouderij en nieuw te realiseren gevoelige bestemmingen.
  • Wanneer er een geitenhouderij in de omgeving staat, blijkt dat mensen die binnen een straal van 2 km wonen een verhoogde kans op longontsteking hebben. Het risico neemt toe naarmate de afstand kleiner is, al is dit nog niet precies te kwantificeren. Het risico is het grootst binnen 500 meter van de geitenhouderij. Geadviseerd wordt om in elk geval niet naar een geitenhouderij toe te bouwen en terughoudend te zijn met de bouw van gevoelige bestemmingen in de nabijheid van geitenhouderijen.
  • Het meest recente VGO-onderzoek toont toch weer aan dat binnen een afstand van 500 meter van een pluimveehouderij er een verhoogd risico is op longontsteking. Het advies is daarom een afstand van minimaal 500 meter aan te houden tussen een gevoelige bestemming en een pluimveehouderij.
  • Voor fijnstof worden de WHO-advieswaarden aangehouden:
    • PM10 = 15 µg/m3
    • PM 2,5 = 5 µg/m3
  • Endotoxinen zijn een betere parameter dan fijnstof voor de beoordeling van blootstelling afkomstig van veehouderijen. Endotoxinen kunnen via inademing acute luchtwegklachten en chronische effecten op de luchtwegen (niet allergische astma en COPD) veroorzaken. Via de handreiking endotoxine, is aan de hand van de fijnstofemissie vanuit stallen van varkens en pluimveebedrijven de endotoxine richtafstand te berekenen. Dit is de afstand waarbinnen naar verwachting de gezondheidskundige advieswaarde van endotoxine (30 EU/m3) wordt overschreden. Bouw geen nieuwe gevoelige bestemmingen binnen deze richtafstand.
Maatregelen
  • Bouw bij voorkeur geen nieuwe gevoelige bestemmingen binnen 250 meter van veehouderijen. Is dit niet mogelijk, voer een locatie specifieke toetsing uit. Voor pluimvee- en geitenhouderijen geldt een grotere afstand in verband met het verhoogd risico op longontsteking
  • Bouw geen nieuwe gevoelige bestemmingen binnen de endotoxine richtafstand van 30 EU/m3.

 

Akkerbouw/kwekerijen

Bij het telen van gewassen/fruit wordt er regelmatig gebruik gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen. Deze kunnen mogelijk een effect hebben op de gezondheid van omwonenden.

Advieswaarden
  • De GGD adviseert uit voorzorg om in nieuwe situaties zoveel als mogelijk afstand te houden tussen landbouwgrond waarop bestrijdingsmiddelen worden toegepast en gevoelige bestemmingen. De afstanden kunnen ingevuld worden met teeltvrije zones of spuitvrije zones die een (extra) veiligheidsmarge bieden. Vanuit jurisprudentie wordt veelal een afstand van minimaal 50 meter aangehouden tussen veld en gevoelige bestemmingen. Er is geen goede onderbouwing dat dat door het gebruik van hagen/ bomen deze afstand verkleind kan worden.
Maatregelen
  • Bouw op afstand van akkerbouw/kwekerijen; neem bovenstaande adviesafstanden hierbij mee.
  • Voor bestaande situaties is het afdwingen van een afstand niet goed mogelijk. Het belangrijkste is hier een goede communicatie tussen teler en bezorgde omwonenden, eventueel gefaciliteerd door organisaties als de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) en de Koninklijke Algemene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB) waar de teler lid van is.

 

Geur

Geuren kunnen (ernstige) hinder en daarmee samenhangend klachten als stress, misselijkheid, hoofdpijn, prikkeling van slijmvliezen, irritatie van ogen en neus, en slaapproblemen veroorzaken. Dit kan het dagelijks leven behoorlijk verstoren, bijvoorbeeld doordat mensen ramen altijd gesloten willen houden of bijvoorbeeld niet graag thuis willen zijn. Het ruiken van een geur kan ook een waarschuwing zijn voor gevaarlijke situaties. Of en in welke mate mensen hinder en andere klachten ervaren hangt af van demografische, sociaaleconomische, persoonsgebonden en cognitieve factoren.

Ook wanneer voldaan wordt aan de geurnormen, betekent dit niet automatisch dat niemand hinder ervaart. Dat toch hinder kan ontstaan ligt bijvoorbeeld aan het moment waarop de stank voorkomt (in de avond als mensen thuis zijn) of door weersomstandigheden (windstil). Bij geur van veehouderij bleek uit evaluaties dat ook de systematiek van de wetgeving en het V-stacks model bijdraagt aan meer hinder dan wenselijk. Daarnaast zijn niet-geur gerelateerde factoren zoals in de tekst hierboven van invloed op de manier waarop geur ervaren wordt.

Bedrijven/industrie

Bedrijfsmatige activiteiten kunnen leiden tot geurhinder. Wat voor geur een bedrijf produceert is afhankelijk van de bedrijfstak (en -proces) maar ook van de inrichting van het bedrijf. Daarnaast bepalen factoren zoals bijvoorbeeld de vrijwilligheid van blootstelling, vertrouwen in het bedrijf/ overheid, maar ook persoonlijke kenmerken hoe iemand geur waardeert.

De provincie Brabant heeft een eigen beleidsregel industriële geur.

Advieswaarden
  • Er bestaan geen gezondheidskundige normen voor geur afkomstig van industrie, waardoor het niet eenvoudig is om te bepalen hoeveel geur gezondheidskundig gezien aanvaardbaar is. Een situatie wordt gezondheidskundig als goed beschouwd als er geen hinder is (streefwaarde). Als richtwaarde wordt 12% hinder en 0-3% ernstige hinder gehanteerd (nieuwe situatie). En als bovenwaarde wordt 20% hinder en 10% ernstige hinder gehanteerd (bestaande situatie).
  • In tabel 2 van de beleidsregel industriële geur Noord-Brabant zijn richtwaarden opgenomen die van toepassing zijn op nieuwe activiteiten. De GGD adviseert om de geurbelasting ten gevolge van industriële activiteiten onder deze richtwaarde (98e percentiel) te houden.
  • Geen toename van geurhinder door de nieuwe ontwikkeling.
Maatregelen
  • Houd een zo groot mogelijke afstand aan tussen overlastgevende bedrijven (bedrijven met uitstoot van geluid, geur of stoffen) en gevoelige bestemmingen. Vooral daar waar al veel overlast wordt gemeld is het verstandig geen nieuwe gevoelige bestemmingen te bouwen (zie BrOS of milieuklachtenlijn).
  • Zorg voor minimaal één zijde aan een gebouw die rustig is (luwe zijde) en waar sprake is van zo schoon mogelijke lucht. Houd daarbij ook rekening met andere bronnen, zoals wegverkeer.
  • Communiceer helder en vooraf richting de toekomstig bewoners over de mogelijke overlast vanuit het bedrijf, zodat zij een weloverwogen beslissing kunnen maken om op die locatie te gaan wonen. Informeer hen ook over waar men dan terecht kan met klachten en wat daarmee wordt gedaan.
  • Bronmaatregelen verdienen altijd prioriteit, zodat een vermindering optreedt van de emissies ten behoeve van de gezondheid van alle omwonenden.

 

Veehouderijen

Uit onderzoek is bekend dat omwonenden van veehouderijen blootgesteld worden aan verhoogde concentraties van geur, fijnstof, endotoxinen en biologische agentia Deze blootstelling kan tot hinder en gezondheidsklachten leiden. De huidige wet geurhinder en veehouderij beschermt omwonenden van veehouderij onvoldoende tegen optredende gezondheidseffecten veroorzaakt door de geuruitstoot van veehouderijen.

Advieswaarden
    • De GGD vindt dat er onvoldoende onderbouwing is voor het onderscheid tussen concentratiegebied en niet-concentratiegebied.
      • Voorgrondgeurbelasting op de nabijgelegen gevoelige bestemmingen bedraagt maximaal:
        • Woonkern 2 OU/m3
        • Buitengebied 5 OU/m3
      • Uit een rapport van Geelen blijkt dat vanuit gezondheid wordt als maximum percentage geurgehinderden 12% voor een woonkern en 20% voor het buitengebied gehanteerd. Achtergrondgeurbelasting op de nabijgelegen gevoelige bestemmingen bedraagt daarom maximaal:
        • Woonkern 5 OU/m3
        • Buitengebied 10 OU/m3
      • Bij bedrijven met dieren zonder (wettelijke) emissiefactor wordt door de GGD een afstandscriterium gehanteerd van minstens 100 meter vanaf de rand van een bedrijf tot de dichtstbijzijnde gevoelige bestemming. Afstanden zouden daarnaast gestaffeld moeten worden op basis van bedrijfsgrootte, stalsysteem en stalmanagement (een voorbeeld is te vinden bij de geurverordening van de gemeente Landerd).
    Maatregelen
    • Streef naar een zo laag mogelijk belasting van geur (zowel voorgrond en achtergrond). Bij overschrijding van de gezondheidskundige advieswaarden wordt geadviseerd om met de ondernemer in gesprek te gaan of er naast de reeds getroffen maatregelen, zoals bijvoorbeeld luchtwassers, nog andere manieren zijn om de geuremissie terug te dringen. Hierbij wordt bij voorkeur gezocht naar maatregelen die de bron aanpakken. In het rapport “Stalmaatregelen voor het reduceren van geuremissie uit de intensieve veehouderij” van Winkel e.a. worden een aantal te nemen maatregelen benoemd die wellicht hierbij kunnen helpen.
    • Wanneer de achtergrondgeurbelasting boven de gezondheidskundige advieswaarde ligt, wordt geadviseerd om via een gebiedsgerichte aanpak de cumulatieve geurbelasting te reduceren, waarbij ook aandacht is voor bronnen zonder wettelijke emissiefactoren zoals rundvee of andere bronnen zoals mestverwerking.

    Geluid & trillingen

    Het horen van (te)veel geluid kan leiden tot hinder, stress, slaapverstoring, hoge bloeddruk en hart- en vaatziekten. Het RIVM heeft berekend dat geluid van wegverkeer in Nederland elk jaar bij ongeveer 750 mensen hart- en vaatziekten veroorzaken. Ongeveer 65 mensen overlijden daar elk jaar aan. Geluidsbelasting kan het gevolg zijn van verschillende bronnen, zowel binnen als buiten, zoals weg-, trein- en vliegverkeer of industrie.

    Laagfrequent geluid is geluid dat over grote afstanden hoorbaar is. Het is moeilijk vast te stellen uit welke richting het komt. Voorbeelden van bronnen van laagfrequent geluid zijn: bastonen uit muziek, wasmachines, verwarmingspompen, zwaar vrachtverkeer en vliegtuigen. Laagfrequent geluid kan leiden tot lichamelijke klachten als hoofdpijn, druk op de borst, zwaar gevoel in het hoofd, slapeloosheid, vermoeidheid, hartkloppingen, irritatie en stress. Het bestaan van laagfrequent geluid kan als aandachtspunt meegenomen worden bij de bouw van een nieuwe gevoelige bestemming.

    Verschillende bronnen kunnen naast (laagfrequent) geluid ook trillingen veroorzaken. Denk daarbij aan weg- en spoorverkeer, industrie en bouwwerkzaamheden. Trillingen verplaatsen zich door de bodem en bouwmaterialen heen en de sterkte neemt af als de afstand tot de bron groter wordt. Het kan – net als geluid – leiden tot hinder, stress en verstoring van de slaap en/of dagelijkse activiteiten.

    Verkeer en spoorweg

    Wegverkeer is één van de belangrijkste geluidsbronnen in de woonomgeving. (Goederen-)treinen kunnen de nodige overlast veroorzaken (geluid en trillingen), zeker ook wanneer het vervoer over het spoor in de nachtelijke uren doorgaat. In tegenstelling tot de wettelijke normen, houdt de GGD geen rekening met juridisch gecorrigeerde geluidniveaus (aftrek). Dit is zo omdat er onzekerheden zijn over de toekomstige effecten op de geluidsbelasting door verdere ontwikkelingen in de techniek en het treffen van geluidsreducerende maatregelen aan de motorvoertuigen.

    Advieswaarden
    • Maximaal (cumulatief) geluidsniveau van 50dB Lden op de gevel, ter bescherming van de gezondheid.
    • Maximaal (cumulatief) geluidsniveau van 40dB Lnight op de gevel gedurende de nacht om slaapverstoring zoveel mogelijk te voorkomen.
    • Maximaal geluidniveau binnen: 33dB Lden
    • Voor trillingen bestaat geen gezondheidskundige advieswaarde, omdat er nog onvoldoende wetenschappelijke inzichten zijn om een blootstelling-effect relatie af te leiden. Voor beoordeling van trillingshinder wordt verwezen naar: Beleid, wet- en regelgeving – Kenniscentrum InfoMil.
    Maatregelen
    • Plaats gevoelige bestemmingen op voldoende afstand van bronnen van geluid en trillingen. Hoe groter de afstand, hoe lager de blootstelling.
    • Wanneer het (gecumuleerde) geluidsniveau op de gevel hoger ligt dan de gezondheidskundige advieswaarde verdient het nemen van bron- en overdrachtsmaatregelen de voorkeur. Dit kan bijvoorbeeld zijn een grotere afstand tussen (spoor)weg en gevoelige bestemming, lagere snelheden, een ander type wegdek, geluidsschermen etc.
    • Lukt het met bron- en overdrachtsmaatregelen niet om onder de gezondheidskundige advieswaarde te blijven, dan wordt een geluidsniveau binnen van maximaal 33dB Lden als acceptabel beoordeeld. Dit is te bereiken door het nemen van isolatiemaatregelen.
    • Bij het bouwen van nieuwe gevoelige bestemmingen wordt geadviseerd ervoor te zorgen dat elke gevoelige bestemming op een door verkeer/spoorweg belaste plek beschikt over minimaal één geluidsluwe zijde. Situeer de buitenruimte/tuinen van een gevoelige bestemming aan de meest verkeersluwe kant. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld de slaapvertrekken.
    • Onderzoek de mogelijkheden om trillinghinder te voorkómen. Tref daarbij bij voorkeur bron- of overdrachtsmaatregelen. Bij nieuwbouw: kies voor een zo goed mogelijke fundering of vloerconstructie die de trillingen dempen.
    • Bundel en orden verkeer: doorgaande routes voor gemotoriseerd verkeer gaan om wijken of kernen heen, niet er doorheen. Voor fietsers en voetgangers is dit juist andersom.
    • Stimuleer het gebruik van fietsen of wandelen. Door autogebruik te ontmoedigen, wordt niet alleen de blootstelling van omwonenden aan geluid en trillingen beperkt maar ook de gezondheid gestimuleerd door extra beweging.
    • Binnen loopafstand (500m) van elke gevoelige bestemming is een rustige, aangename plek te vinden.

     

    Vliegverkeer

    Wanneer je in de buurt van een vliegveld woont, kan dit tot geluidhinder leiden. Dit geldt zowel voor de burger-/vracht- als militair luchtvaart. Militaire oefeningen worden daarnaast ook vaak in de nacht uitgevoerd, wat tot extra slaapverstoring kan leiden.

    Advieswaarden
    • Voor vliegverkeer is (nog) geen gezondheidskundige richtwaarde te geven. Vliegverkeer is bij een gelijk geluidsniveau hinderlijker en geeft meer slaapverstoring dan wegverkeer, railverkeer en bedrijven. Op grond van hinder en slaapverstoring moet vliegverkeer zwaarder worden beoordeeld dan andere bronnen.
    • Zolang er geen gezondheidskundige richtwaarde is te noemen, kan worden uitgegaan van de WHO-advieswaarden (45dB Lden en 40dB Lnight). Hierbij moet wel het besef zijn dat bij deze waarden nog steeds een hoog percentage ernstige hinder (10%) en ernstige slaapverstoring (11%) optreedt.
    • Maximaal geluidniveau binnen: 33dB Lden
    Maatregelen
    • Bouw gevoelige bestemmingen op afstand van vliegvelden en hun aanvliegroutes, zowel vanwege luchtverontreiniging als geluidsoverlast. Vooral daar waar al veel overlast wordt gemeld is het verstandig geen nieuwe gevoelige bestemmingen te bouwen. Bouw bij voorkeur niet binnen de zones waar de WHO-advieswaarden (45dB Lden en 40dB Lnight) worden overschreden.
    • Bronmaatregelen (zoals stille/schone vliegtuigen, minder vluchten, slimme vliegroutes, enz.) verdienen altijd prioriteit, zodat een vermindering optreedt van de emissies vanuit het vliegveld en vliegverkeer ten behoeve van de gezondheid van alle omwonenden.
    • Zorg voor een goede isolatie van de gevoelige bestemmingen om in elk geval het geluidsniveau binnen onder de 33dB Lden te houden (met aandacht voor goede ventilatie).
    • Elke gevoelige bestemming zou minimaal één geluidsluwe aangename zijde moeten hebben, beschouwd over alle geluidbronnen in de omgeving tezamen. Omdat vliegtuiggeluid van boven komt, is dat veelal lastig te realiseren.
    • Kies voor een optimale positie en vormgeving van gevoelige bestemmingen (en daken) t.o.v. alle geluidbronnen in de omgeving, zodat geluid optimaal wordt afgeschermd en/of weerkaatst voor een stillere binnen- en buitenruimte.
    • Communiceer helder en vooraf richting de toekomstig bewoners over de mogelijke overlast vanuit het vliegveld en vliegverkeer, zodat zij een weloverwogen beslissing kunnen maken om op die locatie te gaan wonen. Informeer hen ook over waar men dan terecht kan met klachten en wat daarmee wordt gedaan.

     

    Bedrijven/industrie

    Bij industrielawaai gaat het om de zogenoemde representatieve bedrijfssituatie. In de regel geldt dan de voor een etmaal relevante maximale geluidproductie welke meer dan 12 keer per jaar optreedt. Situaties die 12 keer of minder voorkomen worden gezien als incidenteel.

    Advieswaarden
    • Maximaal (cumulatief) geluidsniveau van 50dB Lden op de gevel, ter bescherming van de gezondheid.
    • Maximaal (cumulatief) geluidsniveau van 40dB Lnight op de gevel gedurende de nacht om slaapverstoring zoveel mogelijk te voorkomen.
    • Maximaal geluidniveau binnen: 33dB Lden
    • Voor trillingen bestaat geen gezondheidskundige advieswaarde, omdat er nog onvoldoende wetenschappelijke inzichten zijn om een blootstelling-effect relatie af te leiden. Voor beoordeling van trillingshinder wordt verwezen naar: Beleid, wet- en regelgeving – Kenniscentrum InfoMil.
    Maatregelen
    • Vermijd cumulatie (stapeling) van omgevingsgeluiden. Zorg dat het gecumuleerde geluidsniveau onder de gezondheidskundige advieswaarde blijft.
    • Wanneer het geluidsniveau op de gevel hoger ligt dan de gezondheidskundige advieswaarde verdient het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen de voorkeur. Dit kan zijn bijvoorbeeld een grotere afstand, het gebruik van geluidsarme apparatuur, geluidsschermen etc.
    • Lukt het met bron- en overdrachtsmaatregelen niet om onder de gezondheidskundige advieswaarde te blijven, dan wordt een geluidsniveau binnen van maximaal 33dB Lden als acceptabel beoordeeld.
    • Elke gevoelige bestemming op een door industrie/ materieel belaste plek beschikt over minimaal één geluidsluwe zijde. Situeer de buitenruimte/tuinen van een gevoelige bestemming aan de meest verkeersluwe kant. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld de slaapvertrekken.
    • Onderzoek de mogelijkheden om trillinghinder te voorkómen. Tref daarbij bij voorkeur bron- of overdrachtsmaatregelen (trillingsarme apparatuur, het geïsoleerd opstellen van de trillingsbron). Bij nieuwbouw: kies voor een zo goed mogelijke fundering of vloerconstructie die de trillingen dempen.

     

    Windmolens

    Het geluid van windmolens kan hinderlijk zijn. De ronddraaiende wieken maken een zoevend geluid. Juist dat typische, zoevende geluid is vervelend. Hoe sneller de wieken draaien, hoe harder het geluid. En hoe harder het geluid, hoe meer hinder je ervan kunt hebben. Hoe hinderlijk je het geluid van windmolens vindt, verschilt van persoon tot persoon.

    Advieswaarden
    • De WHO-advieswaarde is 45dB Lden gemiddeld over een jaar
      • De afstand waarop de 45dB Lden wordt behaald is afhankelijk van onder andere: het merk, de hoogte van de windmolen, overige bebouwing en aanwezigheid van andere geluidsbronnen.
    • Daarnaast veroorzaakt een windmolen laagfrequent geluid (geluid met een frequentie lager dan 100 Herz). De sterkte van laagfrequent geluid van windmolens is vergelijkbaar met dat van andere bronnen zoals verkeer. Hiervoor zijn geen advieswaarden opgesteld.
    • Let daarnaast op slagschaduw, hiervoor is geen gezondheidskundige advieswaarde vastgesteld. De overheid heeft een norm gesteld van gemiddeld maximaal 20 minuten slagschaduw per dag voor niet meer dan 17 dagen per jaar.
    Maatregelen
      • Zet in op een zo groot mogelijke afstand tussen windturbines en gevoelige bestemmingen.
      • Zorg voor maatregelen aan de bron om zo de overlast te beperken. Hierbij kan gedacht worden aan het inzetten op de best beschikbare geluid reducerende technieken. Denk aan het veranderen van de bladvorm en/of het aanbrengen van structuren op de rotorbladen en het verminderen van het toerental. Wanneer bij de inrichting aan de norm wordt voldaan kunnen deze maatregelen worden ingezet om hinder verder te beperken.
      • Ga piekbelasting van geluid tegen. Verken mogelijkheden om piekbelasting van geluid te verminderen. Bijvoorbeeld door bij bepaalde weersomstandigheden de geluidproductie te verlagen door ander gebruik of stilstand.
      • Vermijd cumulatie (stapeling) van omgevingsgeluiden. Cumulatie kan bijvoorbeeld optreden als windturbines worden geplaatst naast een (drukke) weg of industrie
      • Zichtbaarheid van windturbines kan bijdragen aan ervaren van hinder. Zorg voor een goede landschappelijke inpassing. Er zijn vele visies over inpassing in het landschap. Zet in op goede communicatie met omwonenden en participatie. Houd bij de situering van een windpark rekening met het feit dat mensen die zicht hebben op de windturbine(s) eerder en meer hinder kunnen ervaren.
      • Zet in op meer visuele rust door windturbines synchroon te laten lopen. Dit kan ook een positief effect hebben op hinder doordat waarschuwingslichten boven op de turbines dan ook een minder onrustige aanblik geven.

      Bodem

      Een bodemverontreiniging (grond en grondwater) kan alleen een gezondheidsrisico opleveren als je met de stof in contact komt (de blootstelling). In de meeste gevallen is de blootstelling van mensen aan een bodemverontreiniging zo laag, dat er geen nadelige gevolgen voor de gezondheid verwacht worden. Bij blootstelling aan bodemverontreiniging zijn de aard en mate van verontreiniging en gebruik van de bodem bepalend voor de eventuele gezondheidsrisico’s. Als de interventiewaarde wordt overschreden, dan is het verstandig om te laten beoordelen of er sprake is van gezondheidsrisico’s. De interventiewaarde geeft aan bij welke concentratie sprake is van een (dreigende) ernstige vermindering van de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, plant of dier. Voor de meeste stoffen geldt dat de interventiewaarde is gebaseerd op ecologische risico’s en niet op risico’s voor de mens (de ecologie is veelal gevoeliger dan de mens, dus als de ecologie beschermd is, is de mens dat ook). Lood vormt hierop een uitzondering, daarvoor geldt dat er ook onder de interventiewaarde sprake is van gezondheidsrisico’s. De gezondheidskundige advieswaarden liggen lager.

      Bewoners kunnen op verschillende manieren met een bodemverontreiniging in contact komen. De belangrijkste opnameroutes zijn:

      • Inslikken van gronddeeltjes,
      • het eten van op verontreinigde bodem geteelde gewassen,
      • het inademen van verontreinigde binnenlucht doordat vluchtige stoffen vanuit de bodem (grond en grondwater) in een pand uitdampen. Bij uitdamping in de buitenlucht verdunnen de stoffen zeer snel en treedt in het algemeen geen relevante blootstelling op.

      Advieswaarden

      • Voor gevoelige bodemfuncties (wonen met tuin, moestuin, plaats waar kinderen spelen) kan getoetst worden aan de achtergrondwaarden (waarde zoals die van nature voorkomt in de bodem). Is de concentratie in de bodem lager dan deze waarde, dan zijn er geen maatregelen nodig. Is de concentratie hoger, dan kan getoetst worden aan de tussen- en interventiewaarde volgens de bodemwet- en regelgeving. Bij overschrijding van de interventiewaarden toetsen of er risico is voor de humane gezondheid. Is dit het geval: dan maatregelen nemen. De gezondheidsambitie is dat de bodem in woongebieden ten minste voldoet aan de kwaliteit wonen.
      • Lood heeft al bij een hele kleine hoeveelheid een effect op de ontwikkeling van kinderen. En juist kinderen kunnen de stof tijdens het spelen op vervuilde grond makkelijk binnenkrijgen. Daarom adviseert de GGD om een bodemverontreiniging met lood te toetsen aan onderstaande gezondheidskundige risicowaarden.
      Type locatie Gezondheidskundig voldoende bodemkwaliteit voor lood Gezondheidskundig matige bodemkwaliteit voor lood Gezondheidskundig onvoldoende bodemkwaliteit voor lood
      Grote moestuin (>circa 200 m2) < 60 mg/kg 60 – 260 mg/kg > 260 mg/kg
      Wonen met tuin (kleine moestuin) < 90 mg/kg 90 – 370 mg/kg > 370 mg/kg
      Plaatsen waar kinderen spelen < 100 mg/kg 100 – 390 mg/kg > 390 mg/kg
      IQ-puntenverlies door bodemlood minder dan 1 IQ-puntverlies 1-3 IQ-puntenverlies meer dan 3 IQ-puntenverlies

      Maatregelen

      • Als er sprake is van een bodemverontreiniging met risico op negatieve gezondheidseffecten, dan is het advies om te saneren. De uitvoering daarvan kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld het uitgraven van de verontreiniging of het aanbrengen van een schone leeflaag van tenminste 100 cm dikte.
      • Realiseer gevoelige bestemmingen zoveel mogelijk op grond met gezondheidskundig voldoende bodemkwaliteit voor lood. Wanneer er lood in de bodem aanwezig is, adviseert de GGD om het volgende naar de bewoners te communiceren:
        • Laat kinderen in een zandbak met schoon speelzand spelen. Leg (kunst)gras, tegels of een schone laag grond aan op plekken waar kinderen spelen.
        • Kweek groenten in bakken met schone teeltaarde.
        • Let vooral bij jonge kinderen extra op hygiëne (handen wassen na het buitenspelen).
        • Ga de inloop van grond in huis tegen (schoenen uitdoen, regelmatig stofzuigen of dweilen).
      • Laat bij het aantreffen of vermoeden van asbesthoudend materiaal in de bodem door een gecertificeerd bedrijf een asbestbodemonderzoek uitvoeren. Wanneer er asbest wordt aangetroffen boven de interventiewaarden, dan is het belangrijk dat er een saneringsplan wordt opgesteld en dat een gecertificeerd asbestsaneringsbedrijf de bodem saneert.
      • Wanneer er sprake is van grondwaterverontreiniging wordt geadviseerd te beoordelen of er bij het gebruik van het grondwater risico’s zijn voor de mens. Als dit het geval is, zal een saneringsplan opgesteld moeten worden. Het verbieden van het oppompen van grondwater kan hier een onderdeel van zijn.

       

       

      Elektromagnetische velden (straling)

      Elektromagnetische velden (in de volksmond ‘straling’) is overal om ons heen. Denk aan communicatiesignalen van radio en telefonie, het zichtbare licht, UV-straling, enzovoorts. Er zijn veel verschillende type straling, elk met een ander type (gezondheids)effect. We beschrijven op dit portaal alleen de adviezen over elektromagnetische velden als bijproduct van stroomtransport (hoogspanningslijnen, transformatorhuisjes, enzovoorts), omdat deze voor vraagstukken over een gezonde inrichting van de leefomgeving het meest relevant zijn (afstandsadviezen uit voorzorg).

      Gezondheidsvragen of -zorgen van burgers over straling kunnen echter ook gaan over andere bronnen, zoals zendmasten; betrek dan de informatie en adviezen op GGD leefomgeving (informatie voor burgers) en het Kennisplatform Elektromagnetische Velden (diepgaandere informatie).

      Hoogspanningslijnen/trafohuisjes

      Hoogspanningslijnen, ondergrondse kabels en transformatorhuisjes veroorzaken een elektromagnetisch veld. Deze velden kunnen gezondheidseffecten veroorzaken. Die effecten hangen af van de sterkte van het veld en van hoe lang je in zo’n veld verblijft. Wanneer je aan een heel sterk elektromagnetisch veld wordt blootgesteld, kunnen er elektrische stroompjes in je lichaam ontstaan. Daardoor kun je bijvoorbeeld lichtflitsen zien of tintelingen voelen. In Nederland hebben we een norm om ons te beschermen tegen te sterke velden. De grens is 100 microtesla. In de woonomgeving liggen de veldsterktes overal ruim onder deze grens, ook recht onder een hoogspanningslijn of direct naast een trafohuisje.

      Uit onderzoek blijkt dat kinderen tot 15 jaar die dicht bij een hoogspanningslijn wonen (binnen magneetveld van meer dan 0,4microtesla jaargemiddeld) een verhoogd risico hebben op kinderleukemie en mogelijk ook op hersentumoren. Ook voor volwassenen is er mogelijk een verhoogd risico op leukemie. Het is nog niet helemaal zeker dat de magneetvelden echt de oorzaak zijn. Er kunnen andere, nog onbekende oorzaken zijn.

      De afstand waarop de blootstelling is afgenomen tot onder de 0,4microtesla jaargemiddeld, verschilt per bron. Voor bovengrondse hoogspanningslijnen is dat, afhankelijk van het type hoogspanningslijn en het voltage, gebruikelijk al op 50-150 meter afstand van het centrum van de lijn. Voor ondergrondse kabels is de zone aanzienlijk smaller (verschilt per type kabel). Voor reguliere kleine transformatorhuisjes in woonwijken is gebruikelijk op enkele meters afstand de blootstelling al lager dan 0,4microtesla jaargemiddeld; bij de meer uitzonderlijke en grotere transformatorhuizen kan de afstand echter aanzienlijk groter zijn. Op het kennisplatform vind je meer informatie over hoogspanningslijnen.

      Vanuit de Rijksoverheid geldt een voorzorgsbeleid met betrekking tot wonen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen.

      Advieswaarden
      • De GGD adviseert uit voorzorg om zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te voorkómen dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij mensen (en met name kinderen tot 15 jaar) langdurig worden blootgesteld aan een magneetveld dat sterker is dan 0,4 microtesla jaargemiddeld. De GGD gaat hierin verder dan het voorzorgadvies van de Rijksoverheid, o.a. omdat wij voorgenoemde óók adviseren voor ondergrondse kabels en transformatorhuisjes (deze hebben een vergelijkbaar magneetveld als bovengrondse hoogspanningslijnen).
      Maatregelen
      • Bij nieuwbouw van woningen, scholen en kinderdagverblijven en bij nieuwbouw en uitbreiding van elektriciteitsnetwerkcomponenten (hoogspanningslijn, ondergrondse kabel, transformatorstation of transformatorhuisje) wordt zoveel als redelijkerwijs mogelijk voorkómen dat woningen, scholen en kinderdagverblijven (inclusief hun tuin/speelplein) in een magneetveld komen te liggen dat sterker is dan 0,4 microtesla jaargemiddeld. Laat de bijbehorende afstand daarom berekenen/bepalen in overleg met de netbeheerder.
      • Indien voorgaande toch aan de orde is, dan zijn maatregelen aan de bron erg belangrijk (en ook voorgeschreven vanuit het voorzorgbeleid van de Rijksoverheid) om de magneetveldzone (0,4 microtesla jaargemiddeld) zo klein mogelijk te maken.
      • Voor woningen, scholen en kinderdagverblijven die ondanks de voorgeschreven proportionele maatregelen toch in de magneetveldzone komen te liggen, kan de gemeente samen met de GGD in gesprek gaan over het treffen van maatwerkoplossingen. Hierbij kan gedacht worden aan aanpassingen in de woning, de school of het kinderdagverblijf, in samenspraak met bewoners/gebruikers. Dit kan echter ingrijpend zijn en goede communicatie is daarbij essentieel.
      • Communiceer helder en vooraf richting toekomstig bewoners/gebruikers, als het voorzorgadvies niet kon worden nageleefd. Zo kunnen zij een weloverwogen beslissing maken om op die locatie te gaan wonen/verblijven. Wijs hen ook op betrouwbare informatie, zoals Hoogspanning – GGD Leefomgeving.

      Klimaat, groen & water

      Het klimaat verandert over de hele wereld. Dit kan overlast van hitte, zware regenval en droge periodes veroorzaken en heeft impact op de leefomgeving en op de gezondheid van de inwoners. Hogere gemiddelde temperaturen leiden tot een langer en heviger pollenseizoen. Daardoor zullen meer mensen (langer) te maken krijgen met hooikoorts en daarmee samenhangend ziekteverzuim. Daarnaast leiden nattere winters tot meer huisstofmijt en schimmels in woningen, wat de kans op allergieën vergroot. Mensen zijn tijdens warme dagen meer buiten en daarmee neemt de blootstelling aan Uv-straling toe. Uv-straling vergroot het risico op huidkanker en staar. Hitte kan ook leiden tot (tijdelijke) gezondheidsklachten. Door klimaatverandering kunnen veranderingen optreden bij diverse soorten planten en dieren. Dat heeft ook gevolgen voor de risico’s op infectieziekten. Dit zijn vooral infectieziekten die worden overgedragen via dieren (o.a. muggen), of via (besmet) water. Tijdens een warme periode kan de waterkwaliteit van oppervlaktewater en recreatiewater verslechteren. Ook contact met water dat langer op straat staat door extreme regen levert gezondheidsrisico’s op

      Groen en water in de leefomgeving hebben een positief effect op het klimaat. Het aanleggen van voorzieningen voor tijdelijke waterberging en groene daken kunnen wateroverlast en verdroging voorkomen. Meer groen draagt in perioden van extreme hitte bij aan minder hitteoverlast in steden, door onder andere het verkoelende effect en schaduwvorming. Daarnaast wordt water (soms opnieuw) in steden geïntegreerd om het hitte-eilandeffect te reduceren en verkoeling te bewerkstelligen. Is er sprake van een hitte-eiland? De Klimaat-effect-atlas geeft inzicht hierin, aangevuld met klimaatgerelateerde risico’s zoals wateroverlast, droogte en overstromingen.

      Naast een positief effect op het klimaat hebben groen en water in de leefomgeving ook een positief effect op gezondheid. Een groene leefomgeving is goed voor: de sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen, minder overgewicht bij kinderen en volwassenen, mentale gezondheid en welzijn, hart- en vaatziekten bij oudere volwassenen. Verder zorgt een groene leefomgeving voor: verbeterde luchtkwaliteit, verminderde hittestress, verbeterd functioneren van het immuunsysteem, verminderde chronische mentale stress, stimulatie lichamelijke activiteit, faciliteren positieve sociale contacten.

      Biodiversiteit

      Naast dat de leefomgeving groen is, is het ook belangrijk om de omgeving biodivers in te richten. Biodiversiteit kan een positief effect hebben op gezondheid. Een biodiverse leefomgeving kan luchtverontreiniging, hitte en geluidsoverlast verminderen door bijvoorbeeld het creëren van schaduwplekken en het afvangen van geluid. Een aandachtspunt bij het inrichten van omgevingen is het voorkomen van blootstelling aan infectieziekten en allergenen, want die veroorzaken juist gezondheidseffecten. Biodiversiteit zorgt ervoor dat de natuur tegen een stootje kan en zich kan aanpassen aan bijvoorbeeld klimaatverandering.

      Aandachtspunten

      • In de Brabantse Omgevingsscan (BrOS) kun bij het thema hitte zien of er sprake is van een hitte- eiland effect en of inwoners voldoende plekken voor verkoeling ervaren.
      • Geeft bij het ontwerp de volgende richtlijnen mee:
        •  Afstand tot koelte: Iedere woning moet zich voldoende dicht bij een aangename en aantrekkelijke koele verblijfsplek bevinden (voorstel: binnen 300 m).
        • Percentage schaduw op belangrijke looproutes en in buurten: Er is op het heetst van de dag voldoende schaduw (voorstel minimaal 40%) op belangrijke looproutes, zodat essentiële functies in de stad voor iedereen bereikbaar blijven. Ook is er op het heetst van de dag op loopgebieden in buurten voldoende schaduw (voorstel minimaal 30%), zodat de buurten aantrekkelijk blijven.
        • Percentage groen per buurt: Er moet zoveel groen zijn dat er verdamping kan optreden en de gemiddelde luchttemperatuur wordt beperkt (voorstel afhankelijk per wijktype)
      • Een vuistregel voor de hoeveelheid groen in een wijk is de 3-30-300 regel: 3 bomen te zien vanaf een gevoelige bestemming, wijkniveau is er een bladerdek van 30%, niemand mag meer dan 300 meter van een park of groene ruimte wonen.
      • Houd rekening bij de keuze van de beplanting met mogelijke overlast in de vorm van plaagdieren, teken en allergieën. Ga voor een biodiverse plantenkeuze om overlast te beperken. Maak gebruik het Bomenkompas | LUMC.
      • Is er bij het initiatief sprake van een natuur-waterspeelplaatsen, pierenbadjes, fonteinen, bedriegertjes, wadi’s of een waterplein? Gebruik de waterkwaliteitscheck. 
      • Nieuwe huizenblokken kunnen zo gebouwd worden dat de wind warmte beter kan afvoeren vanuit binnenplaatsen en straten. Ook is er een verkoelend effect te bereiken door donkere, zonlicht absorberende oppervlakken zoals daken, pleinen of wegen lichter te maken zodat ze meer zonlicht reflecteren. Gevelgroen en groene daken hebben een isolerende werking; ’s zomers werkt een begroeide muur verkoelend en ’s winters beschermen groenblijvende klimplanten een gebouw tegen kou en slagregens. Zet in op goede zonwering. Meer informatie vind je in de handreiking hitte voor bestaande woningen.
      • Zet in op goede communicatie met omwonenden en participatie. Om echt van meerwaarde te zijn voor gezond leven is het daarom essentieel dat in het ontwerp en bij de inrichting goed wordt aangesloten bij de wensen van bewoners en gebruikers van het gebied.
      • Voor meer informatie en inspiratie kijk ook op: Kennisdossiers – Klimaatadaptatie Provincie Noord-Brabant , de BrOS en bij het thema openbare ruimte.

      Zitten er milieu belastende factoren in de omgeving van jouw initiatief? Zet dan hierboven de bijbehorende schuifjes aan voor een passend advies.

      De belangrijkste adviezen op een rijtje? Bekijk het kernadvies gevoelige bestemmingen
      Betrek dit advies bij je project! Betrek dit advies bij je project, initiatief of ruimtelijke ontwikkeling!

      Door dit zo vroeg mogelijk te doen kom je later niet voor verrassingen te staan en voorkom je kosten.

      Door dit zo vroeg mogelijk te doen, kun je gezondheidskansen makkelijker pakken en kom je later niet voor verrassingen te staan. Heb je vragen over ons advies? Kijk op www.ggdomgevingsadvies.nl/contact.

      Gezonde gebouwen

      Mensen brengen tot 90% van hun tijd binnenshuis door, waarvan een groot deel van de tijd in hun eigen woning. Naast een gezonde leefomgeving is dus ook de kwaliteit van het binnenmilieu erg belangrijk. De GGD adviseert dat elk leefruimte een prettig en gezond binnenklimaat heeft; dat geldt voor woningen, verpleeg- en verzorgingstehuizen, scholen, kinderdagverblijven, enzovoorts. Daarbij helpt een aangename en luwe zijde. Klik op de thema’s hieronder voor de bijbehorende adviezen. Een toelichting daarop vind je in de kernwaarden gezonde leefomgeving.

      Binnenklimaat prettig en gezond

      Aangename en luwe zijde

      Stimuleren gezonde leefstijl in gebouwen

      Openbare ruimte

      Naast gezondheidsbescherming (zie de schuifjes hierboven) is ook gezondheidsbevordering belangrijk voor gezonde inwoners. Dat betekent dat de omgeving uitnodigt tot gezond gedrag. We denken daarbij zowel aan fysieke aspecten, zoals bewegen en gezonde mobiliteit. En ook mentale aspecten, zoals ontspannen in het groen en ontmoeten. Belangrijke kernwaarden voor een gezondheid bevorderende omgeving zijn:

      • dat kinderen opgroeien in een rookvrije omgeving,
      • dat er voor iedereen aantrekkelijke plekken zijn,
      • dat de leefomgeving bijdraagt aan gezond gewicht.

      Kleine veranderingen in de openbare ruimte (zoals het plaatsen van een bankje of een speeltoestel) kunnen gezond gedrag zoals bewegen en ontmoeten bevorderen. Voor meer informatie kijk bij het thema openbare ruimte.

      Meer omgevingsdata?

      Bekijk hier de status van verschillende omgevingsfactoren (zoals luchtkwaliteit, geluid, sociale samenhang en gezondheidsbeleving) in de buurt van jouw ruimtelijke ontwikkeling!

      Naar de Brabantse Omgevingsscan (BrOS)

      Of bekijk het kernadvies kwetsbare gebieden en gebouwen